Levende boom langs het water

Column | Seksueel geweld

Eerder gepubliceerd in Vlam magazine

 

Een jonge vrouw gaat fietsend terug naar huis. Ze is net klaar met werken, het was een latertje en nu is het al donker, rond een uur of negen in de avond. Er staan bomen aan de rechterkant wat als scheiding tussen de weg en de rivier dient. Over een kilometer is dat donkere stukje waar een tijd geen huizen staan en waar de lantaarnpalen sinds een paar maanden zijn gevandaliseerd. Er is dus geen licht. Gelukkig doen de voor- en achterlicht het nog van de fiets -al zijn die inmiddels ook aan vervanging toe. Een willekeurige zwarte sok op de grond wordt gepasseerd terwijl ze door het donkere deel fietst. De maan is vannacht helemaal zichtbaar en zo rond als een doperwt. Er staat een koud briesje die een aantal bladeren op de grond doen zweven. De bomen zijn wel zo’n vijf meter hoog en ze schijnen in de spotlight van de maan. Deze maan laat je vergeten dat ze enkel reflecteert. De vrouw ziet naast een hoge boom een kleinere staan, hij past wel zo'n vier keer in de andere bomen. Wat vreemd, deze boom was hier vorige week nog niet gegrond en in deze tijd -halverwege oktober- zijn ze nog niet klaar om opnieuw gegrond te worden. Ze kijkt stoïcijns naar de lichtgevende, nachtelijke doperwt en ligt abrupt op de grond. Op de plek waar ze eerst de kleinere boom gegrond zag staan, ligt ze nu op haar rug. De tijd staat stil. Ze voelt handen over haar lichaam gaan op plekken waar ze lang niet zijn geweest. 

 

Het is alweer twee jaar, drie maanden en anderhalve week geleden dat het uit is gegaan tussen mij en Koen. Sinds deze drukke baan kom ik helemaal niet aan de rust toe om mezelf in bad eens lekker te verwennen. Ik moet ook weer eens batterijen gaan kopen voor mijn vibo, die is inmiddels ook al overgenomen door stof en spinnenwebben. Je zou toch denken dat ik voor mijn genot wel herinner om die duracells te kopen. Misschien wilde ik mezelf wel niet meer aanraken, zodat Koen de laatste was die mijn speelparadijs heeft betreden, zodat ik me alles van hem kan herinneren. En toch lig ik hier met de man met capuchon waarvan zijn adem stinkt naar goedkope machine-koffie en tabak. We liggen dan wel allebei hier, met elkaar, ik op mijn rug en hij op mijn buik, maar van samen is hier geen sprake. Twee personen in het donker, naast de rivier. Alles gaat zo snel en uitermate langzaam tegelijk. Van de mensen die beweren dat tijd een illusie is, dat er meerdere universums zijn, ik geloof jullie nu. 

 

Hoe opmerkelijk dat sommige details blijven hangen en anderen mee worden genomen door de wind en nooit meer terugkeren. Mijn benen zijn koud. Ik merk op dat mijn broek uit is, mede mijn slipje -die zo lekker zit met dat paarse bloemetje op de voorkant die ik eigenlijk drie dagen geleden al in de was had moeten gooien- en er zit een piemel in mijn speelhuis. Zijn piemel. Ik dacht dat je een boom was. Ik mis die gedachte. Er schijnt een spotlight op ons, waar is het publiek die naar ons tafereel aan het kijken is? Zouden ze in de bomen verstopt zijn of in het water? Ik vraag me af hoe de titel zou heten waar de meeste mensen op af zouden komen voor een vermakelijke, geile pornovideo. ‘Taking advantage of hot girl in public’, 'Suprise fuck' of 'Fucking outside in the moonlight'. Seks in het openbaar doet het goed op PornHub, net als het onbevangen, onwetende meisje die geen idee heeft wat er gebeurd en wat seks is. Het onschuldige meisje die vraagt ‘What are you doing?' wanneer er ongevraagd een piemel in haar gestopt wordt. Die vraag kwam er ook in mij op. Wat gebeurt er en hoe ben ik hier beland? Ik kijk opzij naar het water waardoor ik wordt verleidt om dichterbij te komen, om ernaartoe te schuiven en mezelf erin te laten vallen terwijl ik afrol van de berm. Ik verzet me om weg te draaien richting het water en pas dan realiseer ik me dat mijn handen samen omringd zijn met touw terwijl die tegen het zwarte zand en de verdorde grassprietjes worden geduwd. De grond is hard, net als zijn piemel. Bij elke stoot die hij met zijn heupen maakt is het net alsof hij tegelijkertijd mijn handen door de grond probeert te boren. Alleen daar zit geen gat. Ik hoor een auto deur dichtslaan, ik heb de auto zelf niet horen aanrijden. Er wordt geschreeuwd, ik weet niet wat. De man rent weg en mijn lichaam voelt lichter, ik hoef niet meer zijn gewicht op de mijne te dragen. Ik voel handen die me aanraken, deze zijn minder koud. Deze adem heeft meer weg van een pinda-chocolade achtige smaak. Het doet me denken aan de chocolade brownies met pindakaas die mijn moeder wel eens heeft gemaakt, het troost me. Ik lig op een achterbank van een auto met een deken over me heen. Ik wil opstaan en zie dat de deken geen deken is, maar een trui. Ik zie de rivier langs ons stromen en verlang om net zo onzichtbaar te worden als het water. 

 

Ik zie licht door mijn gesloten oogleden heen en doe ze open. Het ruikt naar verse croissantjes en ik merk op dat ik in het bed van mijn moeder lig -ik ben blijkbaar in haar huis terecht gekomen. Aan de ontbijttafel zegt ze: ‘Wat ga je doen? Ga je aangifte doen van die man? Ik breng je vanmiddag gelijk naar het politiebureau, dan kunnen ze gelijk ook sporenonderzoek doen.’ Ik weet niet waar ze het over heeft, ik had volgens mij na het werk wat te veel gedronken en halverwege de terugweg is er een boom op mij gevallen. ‘Mam, waar zou ik in godsnaam aangifte van moeten doen?’ 

 

Het is weer oktober en de maan staat vanavond ook zo mooi. Ze laat zich helemaal zien en ze schijnt overal haar stralende charisma rond. Ik zit aan een meer vlakbij een parkje waar ik vorige week heb gepicknickt toen het nog zo warm en zonnig was. Het zal wel weer een half jaar duren voordat de bloemetjes zich weer laten zien en de fijne geuren de lucht bedwelmen. Het water ligt stil, net als ik. Ze is zo aantrekkelijk hoe ze daar zachtjes beweegt. Ze daagt me uit, ik voel het. Het zal nog wel warm zijn van de zomer ook al is het een koude nacht, mijn voeten bevestigen dit. Het lijkt me zo fijn om water te zijn, zo zonder bewustzijn. Het is zichtbaar en onzichtbaar tegelijkertijd. Er liggen blaadjes op het water en hoe dieper ik ga hoe meer ik tegenkom. De grond is hard. Het doet me denken aan toen ik lag op hard grond onder een boom. Ik laat de grond verdwijnen, til mijn voeten op. Duik verder weg en zwem een aantal slagen vooruit. Maar ik wil niet vooruit. Teruggaan wil ik ook niet. Door je één te voelen met het water, moet je in het water zijn, moet je het water zijn. Zo diep als je kunt. Ik adem nog, dat doet water niet. Ik wil zijn zoals jij bent en ik ben toegewijd. Nog een straal van de doperwt zie ik tegemoet en ik draai me om. Het water is nu waar ik toebehoor. 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.